Zo’n katamaran waarmee ze wedstrijden varen is eigenlijk maar een mal staketsel op het water. Niets doet denken aan een schip. Geen dek, geen boeg, geen vooronder, geen kajuit. Wel een levensgroot vangnet tussen twee drijvers. Mensen snellen er voortdurend heen en weer. Of ze tuimelen naar peilloze diepten, als de poppetjes van de Twin Towers.
Als dit een Olympische sport is, zoals vorig jaar bij Southampton, organiseer dan ook maar wedstrijden voor kraanwagens, kiepauto’s of takelwagens. Ja toch? Wie het snelste een betonblok uit het water takelt, en dat blok slalommend naar de volgende havenplaats brengt, waar het precies op vier paaltjes geplaatst moet worden. Zoiets. Strikt volgens zelfbedachte regels. Zo’n takelwagen draagt net zoveel schoonheid in zich, vraagt net zoveel vaardigheid en doorzettingsvermogen als een katamaran, met z’n staketsels en rondrennende mannetjes. Met z’n technische vernuft en buitenproportionele afmetingen. Olympische sport. Komop zeg.