Mijn middelbare schooltijd liep niet bepaald op rolletjes. Iedereen zei dat ik het kon als ik maar mijn best deed. Zelf geloofde ik er niets van. Ik was te druk in mijn hoofd met mezelf, met de wereld en de treurigheid van het leven. Ik maakte mijn huiswerk, maar er waren vakken die gewoon echt niet aan mij besteed waren.
Zo was wiskunde een heus drama. Ik heb altijd een hekel aan mensen die zo’n gebaartje maken van wiskunde bah wat vies. Tegelijkertijd kon ik er zelf ook mijn vinger niet achter krijgen. Het kwam gewoon niet binnen. Mijn ouders konden mij ook niet helpen want de wiskunde was niet meer zoals vroeger, dus besloten ze mij op bijles te doen. Ze vonden een vriendelijke student-assistent in Groningen die mij wel wou helpen bij het dagelijkse huiswerk. Frans. Zijn schoorsteen moest tenslotte ook roken.
Elke dag na school fietste ik braaf naar de binnenstad van Groningen, naar het minuscule studentenkamertje van Frans. Het was gesitueerd op de eerste verdieping in een oud pandje met houten vloeren en een steile trap, ergens in de buurt van de Stadsschouwburg. De eerste verdieping was meteen ook de zolder.
De studenten- annex zolderkamer was voorzien van een grote dakkapel waarin Frans een tafeltje had neergezet met twee stoelen. Dat was onze studieplek. Links een theepot, twee mokken, een suikerpot en speculaasjes. En rechts een grote Grundig-radio, die popmuziek uitzond. De tafel bood net genoeg ruimte voor twee personen naast elkaar. Ik links bij de thee, hij rechts bij de radio. In ons midden het beruchte boek met de titel Moderne Wiskunde, een multomap met ruitjespapier en pennen en potloden.
Ik kan niet beschrijven hoe sterk de weerzin was die me daar altijd omhulde. Aan Frans lag het niet. Hij had engelengeduld. Maar van wiskunde werd ik nu eenmaal altijd doodongelukkig. We dronken grote mokken thee, aten speculaasjes, terwijl de muziek zachtjes de kamer vulde en Frans stap voor stap de sommen van het huiswerk met mij doornam. Ik worstelde met mijn afwezige geest, die altijd zo druk was met andere dingen zoals het uitzicht op straat, de muziek op de radio, de drift waarmee Frans in zijn mok roerde of wat een jongen in de klas die dag tegen me gezegd had en probeerde me toch op de wiskunde te concentreren. Een geestelijke marteling. Na een uur of anderhalf legde ik de envelop met zijn honorarium op tafel en mocht ik weer naar huis.
Maar er waren lichtpuntjes. Want als de radio tijdens onze dagelijkse worsteling de eerste pingels van Theme of Mahogany van Diana Ross liet horen, legde Frans resoluut de pen neer, zette hij het volume van de radio voluit en zong hij het hele lied van begin tot einde uit volle borst mee. Dat waren de gelukkige momenten van de bijlesuurtjes op de zolderkamer. Even geen wiskunde, alleen warme thee, speculaasjes en muziek uit de mond van een malle student. Do you know, what you ‘re hoping for.
Na enkele weken (maanden?) nam Frans contact op met mijn ouders. HIj zag er geen gat meer in. Het was zinloos. Ik moest wiskunde als vak maar vaarwel zeggen en talen, geschiedenis en aardrijkskunde gaan doen. Wiskunde was gewoon niet my cup of tea, al moet ik nog altijd denken aan warme thee, speculaasjes en Diana Ross als ik een formule zie.
![]() |
![]() |
![]() |